Wat voor hulp kan ik van een school verwachten?

Jongeren kunnen verschillende soort hulp nodig hebben. De hulp die jongeren kunnen krijgen, is verdeeld in basis- en extra ondersteuning. Hieronder lees je er meer over.

1. Welke hulp geeft een school?

Jongeren kunnen verschillende soort hulp nodig hebben. Zoals een aangepaste stoel, extra oefenen van de lesstof of hulp bij het plannen en regelen van schoolwerk. De hulp die jongeren kunnen krijgen, is verdeeld in basis- en extra ondersteuning.

 

Lees meer bij de vragen Wat is basisondersteuning? en Wat is extra hulp/ondersteuning?

2. Hoe weet de school welke hulp mijn kind nodig heeft?

De school onderzoekt wat je kind nodig heeft aan extra hulp. Professionals komen bij elkaar om hierover te praten. Als ouder geef je hier toestemming voor.

 

Er zijn vaak speciale namen voor zulke gesprekken. Zoals het Jeugdhulp en School (JES) overleg of multidisciplinair overleg (MDO). Bij het MDO ben je als ouder (en vaak ook je kind) ook aanwezig.

 

Hierna schrijft de school op hoe ze verwachten dat je kind zich gaat ontwikkelen. Dit leggen ze vaak vast in een ontwikkelingsperspectiefplan (opp).

 

Lees meer bij de vragen ‘Wat is het JES?, ‘Wat is het MDO? en ‘Wat is een ontwikkelingsperspectiefplan (opp)?

3. Wat is het JES?

JES staat voor Jeugdhulp en School. Dit is een overleg dat de school organiseert als er hulp nodig is voor je kind. In dit overleg komen drie partijen samen, namelijk:

  • de coördinator passend onderwijs (vanuit de school)
  • een consulent van het samenwerkingsverband SWVZHW
  • een schoolmaatschappelijk werker

 

Eens in de paar weken komen deze personen bij elkaar om te praten over je kind. Hoe vaak, hangt af van wat de school vraagt. Als dat nodig is, praat soms ook de schoolverpleegkundige, een wijkagent of de leerplichtambtenaar mee.

 

Voor dit overleg hebben deze mensen informatie nodig over je kind. Als je kind al op school zit, gebruikt de school informatie van de docenten of de mentor. Maar de school kan ook vragen om informatie van zorgverleners. Of van de vorige school.

 

Als er meer informatie nodig is, moet jij altijd eerst toestemming geven voordat ze die informatie mogen gebruiken. Dit moet zolang jouw kind nog geen 16 jaar oud is. Zodra je kind 16 jaar is, geeft je kind zelf toestemming.

 

De school mag niet zonder die toestemming met anderen buiten de school overleggen over je kind. Ze moeten ook toestemming vragen om een verslag van een onderzoek te lezen.

 

Lees meer bij de vragen Wat is een onderwijskundig rapport (OKR)?’, Welke informatie moet ik delen met de school?.

4. Wat is een multidisciplinair overleg (MDO)?

MDO staat voor multidisciplinair overleg. Dit betekent: een overleg met meer partijen. De school organiseert zo’n overleg als er hulp nodig is voor je kind. Of als je kind veel verzuimt (niet naar school komt).

 

In het MDO overlegt de school met jou als ouder en met mensen van buiten de school. Deze mensen noemen we de ketenpartners. De consulent van het samenwerkingsverband SWVZHW en de schoolmaatschappelijk werker zijn ook meestal bij dit overleg.

 

Andere ketenpartners die soms worden uitgenodigd zijn:

  • een leerplichtambtenaar
  • iemand van jeugdgezondheidszorg
  • de gezinscoach, consulent Jeugd of het jeugdteam.

 

De school vertelt je vooraf wie er bij het gesprek zijn. Jij moet hier toestemming voor geven. Samen kijken jullie wat passende hulp is voor je kind.

 

Tijdens het MDO maken jullie samen een plan, het ontwikkelingsperspectiefplan (opp). Hierin staat hoe jullie je kind gaan helpen om goed te leren en zich goed te voelen. Vaak gaat een van de ketenpartners van het MDO hierbij helpen.

 

Soms wordt er in het MDO gevraagd of jij als ouder ook dingen kan doen om te helpen. Andere keren krijg je als ouder juist hulp. Net wat er nodig is. Jij als ouder denkt altijd mee over het plan en geeft toestemming om het plan uit te voeren.

 

Na het overleg schrijft de school precies op wat er nodig is. En hoe je kind deze hulp gaat krijgen. Ze maken hiervan een (digitaal) dossier.

 

Lees meer bij de vragen Wat is een ontwikkelingsperspectiefplan (opp)? en Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?.

5. Wat is een schoolondersteuningsprofiel (sop)?

In het schoolondersteuningsprofiel (sop) staat welke ondersteuning de school kan geven. Er staat in welke basisondersteuning de school kan geven. En er staat in welke extra ondersteuning de school kan geven.

 

De school maakt elk jaar een nieuw schoolondersteuningsprofiel. Je vindt het in de schoolgids of apart op de website van de school. Soms staat dit ook op de website van het samenwerkingsverband SWVZHW.

 

Lees meer bij de vragen Wat is basisondersteuning?, Wat is extra hulp/ondersteuning? en Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?.

6. Wat is een ondersteuningsplan?

In een ondersteuningsplan staan de afspraken in een regio over extra ondersteuning. Elk samenwerkingsverband heeft zo’n plan.

 

In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband SWVZHW staat dus hoe de scholen in de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg er samen voor zorgen dat er voor ieder kind passend onderwijs is.

 

Lees meer bij de vraag Wat is extra hulp/ondersteuning?.

7. Is een diagnose nodig voor (extra) hulp?

Heeft je kind extra hulp nodig op school? Dan kan je kind dat in overleg krijgen, ook zonder diagnose zoals ADHD of autisme. Denk er daarom goed over na of je je kind wil laten onderzoeken en door wie.

 

Een diagnose kan de school soms wel helpen om te weten welke hulp je kind nodig heeft. En dyslexie vaststellen, is soms wel nodig om speciale hulpmiddelen te mogen gebruiken. En om extra tijd te krijgen bij toetsen.

 

Lees meer bij de vraag Wat is extra hulp/ondersteuning?.

8. Wat is basisondersteuning?

Een school kan een leerling helpen bij problemen die vaker voorkomen. Zoals hulp voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie. Dat noem je basisondersteuning. Alle leerlingen mogen gebruik maken van de basisondersteuning.

 

De invulling hiervan kan wel per school verschillen. Sommige scholen richten zich vooral op een bepaald soort hulp. In het schoolondersteuningsprofiel (sop) staat welke basisondersteuning en welke extra ondersteuning de school geeft en hoe ze dat doen.

 

Lees meer bij de vragen Wat is extra hulp/ondersteuning? en Wat is een schoolondersteuningsprofiel (sop)?.

9. Mijn kind heeft basisondersteuning nodig. Hoe werkt dat?

Als je kind basisondersteuning nodig heeft, dan wordt dat opgeschreven in een leerlingdossier. Daarin staat:

  • wat voor basisondersteuning je kind krijgt
  • hoe vaak je kind deze hulp krijgt
  • hoe het gaat met je kind op school

 

Als ouder mag je altijd meepraten over de basisondersteuning. Het is belangrijk dat ouders en de school goed samenwerken.

 

Ook je kind heeft het recht om mee te praten en zijn of haar mening te geven. Vraag de school om meer informatie als jullie vragen hebben. Maak afspraken over hoe jullie elkaar laten weten hoe het gaat. En vertel ook hoe jij ziet dat het thuis gaat.

 

Merk je thuis dat je kind blij is met de ondersteuning? Of geeft je kind juist aan de extra hulp lastig te vinden? Of misschien merk je dat je kind piekert en zich onzeker voelt. Je kunt dit met je kind en met de school bespreken.

 

Maak afspraken met de school over wanneer jullie weer overleggen. En praat dan over of de basisondersteuning goed werkt. Of er misschien toch extra hulp nodig is. Of dat de ondersteuning juist niet meer nodig is.

10. Wat is extra hulp/ondersteuning?

Misschien heeft je kind meer hulp nodig dan de basisondersteuning. Dan kan je kind extra ondersteuning krijgen. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband SWVZHW staan de afspraken over basis- en extra ondersteuning in de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg.

 

‘Diepteondersteuning’ is heel intensief, een gewone school kan dit niet bieden. Het vraagt veel bijzondere kennis van de medewerkers en stelt hoge eisen aan een gebouw. Dit kan wel op het speciaal onderwijs cluster 3 en 4.

 

Lees meer bij de vragen Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?, Wat is een ondersteuningsplan? Wat is basisondersteuning? en Wat is een tussenvoorziening?.

11. Wat is leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)?

Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is er voor vmbo-leerlingen die extra hulp nodig hebben om hun diploma te halen. Scholen beslissen zelf hoe de ondersteuning er precies uitziet. Denk aan:

  • kleinere klassen
  • hulp bij huiswerk
  • bijles
  • training

 

Het is geen aparte school, maar een ‘pakket’ van ondersteuning.

 

Heeft je kind leerwegondersteunend onderwijs nodig? Dan doe je een aanvraag bij het samenwerkingsverband SWVZHW. Dit heet een ‘aanwijzing lwoo’.

 

Lees meer bij de vragen Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW? en Wat is een aanwijzing lwoo?’.

12. Wat is een tussenvoorziening, oftewel een opdc?

Heeft je kind meer ondersteuning nodig dan de school kan bieden? Dan wordt er mogelijk een maatwerktrajectadvies aangevraagd. De school bespreekt met jou en je kind wat een goede plek kan zijn voor hem of haar.

 

Dat kan de eigen school zijn, met extra ondersteuning. Of een tussenvoorziening, oftewel een orthopedagogisch-didactisch centrum (opdc). Dit is een bovenschoolse voorziening, verbonden aan een samenwerkingsverband.

 

Het FlexCollege is het opdc van het samenwerkingsverband SWVZHW. Deze voorziening zit qua ondersteuning tussen regulier en voortgezet speciaal onderwijs (vso) in. Tussenvoorzieningen hebben kleine klassen met veel extra aandacht en kleine groepen.

 

Tips bij een tussenvoorziening:

  • Kijk goed welk niveau je kind kan volgen op een tussenvoorziening.
  • Onderzoek wanneer je kind hiervoor in aanmerking komt.
  • Bij een tussenvoorziening is er een aparte manier van aanmelden. Vraag daarnaar bij de school of bij het SWHZHW.

 

Voor sommige leerlingen is passende ondersteuning vanuit de jeugdhulp wenselijk. Waar mogelijk richten we dit zo in (jeugdhulp op school), zodat onderwijs en jeugdhulp één geheel vormen. Het blijkt dat deze aanpak vaak goed werkt.

 

Lees meer bij de vragen Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?, Wat is voorgezet speciaal onderwijs (vso)?.

13. Wat is praktijkonderwijs?

Praktijkonderwijs (pro) wordt gegeven op een praktijkschool. Dit is een middelbare school voor leerlingen die vooral leren door te doen en minder door te lezen. Jongeren krijgen in het praktijkonderwijs veel begeleiding in kleine klassen.

 

Met een opleiding op een praktijkschool, kan je kind later praktisch werk gaan doen. Zoals koken, persoonlijke verzorging, zorg en welzijn. Ook kan je kind verder leren op het mbo.

 

Een opleiding op een praktijkschool duurt ongeveer 5 jaar. Je kind krijgt daarna een diploma praktijkonderwijs.

14. Mijn kind heeft extra hulp/ondersteuning nodig. Hoe werkt dat?

Als je kind extra ondersteuning nodig heeft, moet de school een plan maken met doelen. Dit plan noem je het ontwikkelingsperspectiefplan (opp). De school overlegt hierover met jou als ouder en met je kind.

 

Het is belangrijk dat de school goed samenwerkt met jullie. Vraag om meer informatie als je vragen hebt. En vertel de school ook hoe jij ziet dat het met je kind gaat. Bespreek dat ook met je kind zelf. Jongeren hebben het recht om mee te praten.

 

Spreek af wanneer jij en de school weer overleggen. Je bespreekt dan bijvoorbeeld of de extra ondersteuning je kind helpt. En of er misschien toch andere hulp nodig is. Of misschien kan de ondersteuning wel worden gestopt.

 

Lees meer bij de vragen Wat is een ontwikkelingsperspectiefplan (opp)?, Wat is basisondersteuning? en Wat is extra hulp/ondersteuning?’.

15. Hoe praat ik met school over extra hulp/ondersteuning?

Denkt de school dat je kind extra ondersteuning nodig heeft? Dan gaan ze hierover in gesprek met jou en je kind. Die gesprekken zijn met:

  • de mentor
  • de coördinator passend onderwijs
  • iemand van buiten de school, zoals: een deskundige, schoolmaatschappelijk werk, iemand van het samenwerkingsverband of iemand van de gemeente.

 

De school heeft je toestemming nodig om anderen bij een gesprek uit te nodigen. En vanaf 16 jaar (ook) de toestemming van je kind zelf. Die gesprekken noem je vaak breed overleg of multidisciplinair overleg (MDO).

 

Als ouder mag je altijd bij een MDO zijn, tot je kind 16 jaar is. Vanaf 16 jaar heeft je kind recht op privacy. Je kind moet er vanaf dan mee instemmen dat de informatie met jou als ouder wordt gedeeld.

 

Het is belangrijk dat jij en je kind meepraten over het plan voor extra ondersteuning. Jij kent je eigen kind het beste en weet hoe het thuis gaat. Je kind kan zelf ook vertellen hoe het gaat en wat het nodig heeft. Samen vinden jullie een oplossing.

 

Soms wil de school dat bij een MDO ook iemand vanuit de jeugdhulp aanwezig is. Of een jeugdarts of leerplichtambtenaar (lpa). De school vraagt daar toestemming voor aan jou en aan je kind. Je kunt vragen waarom deze mensen erbij moeten zijn. Je mag ook zelf iemand meenemen.

 

Soms is extra onderzoek nodig door iemand buiten de school, om te bekijken welke extra hulp je kind nodig heeft. Zoals onderzoek door een psycholoog of orthopedagoog. Ook dat wordt vaak besproken in een MDO.

 

Voor extra onderzoek vraagt de school altijd eerst om toestemming aan de ouders. Ook vragen ze de mening van je kind. Over een mogelijk onderzoek kun je vragen stellen. Waarom de school het onderzoek nodig vindt bijvoorbeeld. Wie het gaat doen, waar en wanneer.

 

Ook als iemand van de school of het samenwerkingsverband het onderzoek doet, krijg jij als ouder als eerste het verslag te lezen. Jij besluit of de school het ook mag lezen. Als je kind ouder is dan 16, is zijn of haar toestemming ook nodig.

 

Hoe het gaat met de extra hulp, houdt de school bij in het dossier van je kind. In ieder geval 1 keer per jaar gaat de school met jou in gesprek. Jullie praten dan over:

  • de verwachting van de ontwikkeling van je kind.
  • of de school nog steeds hetzelfde denkt over hoe je kind zich zal ontwikkelen op school.
  • of de hulp die je kind krijgt nog steeds op dezelfde manier nodig is.

 

Soms wordt de hulp aan je kind na dit gesprek aangepast.

 

Lees meer bij de vragen: Welke informatie moet ik delen met de school?, Wat is een ontwikkelingsperspectiefplan (opp)?, Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW? en Wat is jeugdhulp?.

16. Wie houdt zich op school bezig met extra hulp en passend onderwijs?

Eigenlijk iedereen. Vooral de mentoren zijn belangrijk. Omdat ze zelf hulp geven aan leerlingen. En omdat ze snel zien of een jongere hulp nodig heeft. Als het nodig is, schakelt de mentor de coördinator passend onderwijs in.

 

De coördinator passend onderwijs (copa) zorgt er op school voor dat kinderen de hulp krijgen die ze nodig hebben. De copa helpt de docenten en andere ondersteuners. En maakt een plan, samen met jou als ouder en met je kind.

 

In dit plan staat wat er nodig is. Welke hulp je kind krijgt en hoe vaak. En wanneer en hoe wordt gekeken of de hulp je kind helpt. De copa regelt dat de hulp er komt en overlegt soms over je kind met de teamleider of afdelingsleider van de school, of met het samenwerkingsverband SWVZHW.

 

Lees meer bij de vraag Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?.

17. Wat als het niet lukt om de hulp voor mijn kind te organiseren?

Soms lukt het de school niet om de extra hulp te geven die je kind nodig heeft. Vaak komen er dan gesprekken over hoe het verder moet. Met de mentor en coördinator passend onderwijs bijvoorbeeld. Ook het samenwerkingsverband SWVZHW kan meedenken en advies geven.

 

Misschien kan je kind een tijdje niet (elke dag) naar school. Hiervoor kan de Variawet soms een oplossing bieden. Weet dat je kind altijd recht heeft op onderwijs. En dat de school zorgplicht heeft. De school moet voor passend onderwijs zorgen.

 

De school mag je kind niet uitschrijven tot hij of zij op een andere school is ingeschreven. Ze moeten een plan maken voor je kind: een ontwikkelingsperspectiefplan (opp). Hier kun je als ouder altijd om vragen.

 

Misschien is er een andere school die betere ondersteuning kan geven aan je kind. Dat kan een andere gewone middelbare school zijn of voorgezet speciaal onderwijs (vso). Of misschien een school met een ander niveau, zoals een praktijkschool.

 

Uit het opp moet blijken of je kind beter geholpen kan worden op een andere school. De school en ouders moeten het daarover eens zijn. Ook kinderen en jongeren hebben het recht om mee te praten en hun mening te geven.

 

Voor plaatsing op een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) moet een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband SWVZHW. Voor plaatsing op een praktijkschool wordt een pro-beschikking aangevraagd.

 

Lees meer bij de vragen Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW’, Wat is de Variawet?, Wat is een ontwikkelingsperspectiefplan (opp)?, Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (tlv)?, Wat is een aanwijzing lwoo?, Wat is voorgezet speciaal onderwijs (vso)? en Wat is praktijkonderwijs?.

18. Wat als mijn kind een tijdje niet (elke dag) naar school kan?

Soms lukt het een school niet om passend onderwijs voor je kind te regelen. Dan kan de school je kind niet de extra ondersteuning geven die het nodig heeft. Het is goed te weten dat de school dan nog steeds zorgplicht heeft.

 

Soms zegt de school dan dat je kind niet meer kan komen. Of zie je zelf dat het je kind (even) niet lukt om naar school te gaan.

 

Maar je kind is leerplichtig en moet zich kunnen ontwikkelen. Je kunt dan, samen met de school, op zoek naar andere mogelijkheden. Kinderen en jongeren hebben het recht om hierover mee te praten.

 

Lees meer bij de vragen Wat is zorgplicht? en Wat als ik er samen met school echt niet uitkom?.

19. Wat is de Variawet?

Kan je kind (tijdelijk) niet naar school? Bijvoorbeeld door een lichamelijke en/of psychische beperking? Dan kan de Variawet uitkomst bieden. Met de Variawet kun je, samen met de school, op zoek naar andere mogelijkheden.

 

De Variawet regelt dat je kind meer hulp op maat kan krijgen. Bijvoorbeeld door tijdelijk onderwijs in deeltijd te volgen. Het doel is dat je kind zich zo ontwikkelt dat het weer helemaal naar school kan.

 

Het plan moet ook worden vastgelegd in het opp. De school blijft verantwoordelijk voor het onderwijs, in overleg met jou als ouder.

 

Lees meer bij de vraag Wat is zorgplicht?.

20. Wat is een aanwijzing lwoo?

Veel kinderen op het vmbo hebben extra ondersteuning nodig om hun diploma te halen. Daarvoor is het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo).

 

Met een aanwijzing lwoo ontvangt de vmbo-school van je kind extra geld. Met dit geld kan de school een vorm van standaardondersteuning bieden aan je kind, gericht op het leren. Zoals kleinere klassen.

 

Als je kind lwoo nodig heeft, kan de vmbo-school een aanwijzing lwoo aanvragen bij het samenwerkingsverband SWVZHW. Maar je kind mag sowieso naar de vmbo-school, ook al krijgt de school niet het geld dat ze heeft aangevraagd.

 

Zo gaat de aanvraag van een aanwijzing lwoo:

  1. De school verzamelt informatie over je kind, zoals leerachterstanden, IQ en eventuele informatie over sociaal-emotionele ontwikkeling.
  2. De school vraagt jouw toestemming om een aanwijzing lwoo aan te vragen.
  3. Als het dossier compleet is, stuurt de school de aanvraag naar de Commissie van Deskundigen van het samenwerkingsverband SWVZHW.
  4. De ambtelijke secretaris van de Commissie van Deskundigen bepaalt of de aanvraag voldoet aan de landelijke eisen. En geeft een voorlopig advies.
  5. De Commissie van Deskundigen bepaalt of ze de aanwijzing lwoo geven.
  6. Als de aanwijzing lwoo wordt gegeven, krijgt de school de ondersteuningsverklaring.
  7. Op uiterlijk 15 oktober schrijft de school je kind in bij DUO als lwoo-leerling.

 

Lees meer bij de vraag Wat is het samenwerkingsverband SWVZHW?.